Oorspronkelijk werd dit museum in 1823 opgericht, het heeft een behoorlijk uitgebreide collectie van een kleine half miljoen stuks en alle ruimte en middelen om deze naar eigen believen te presenteren. In 2021 werd het museum na een uitgebreide renovatie heropend en kreeg het zijn hippe moniker van Mobe. Het middelgrote museum probeert om bezoekers op een “holistische manier een ervaring van de biodiversiteit te bieden”.

De eerste verdieping van het gebouw, le plateau, biedt ruimte aan tijdelijke exposities, de tweede verdieping, mécanique du vivant, verkent via multimedia displays processen zoals voortplanting, voeding en beweging. De derde verdieping, paysage, gaat over de geologische en ecologische processen die de regio hebben gevormd en de vierde verdieping, 4 tiers, biedt een open ruimte voor debat en discussies. Allemaal behoorlijk goed doordacht dus. Het museum ziet zichzelf dan ook graag als een centrum van educatie en maatschappelijke betrokkenheid, waar men, door het bevorderen van begrip voor milieuvraagstukken en biodiversiteit, mensen in staat stelt om beter geïnformeerde en verantwoordelijkere beheerders van onze planeet te worden. Een geweldige ambitie.



Het ontbreekt ze duidelijk niet aan goede intenties, maar het komt toch niet tot muziek. Geld noch moeite is gespaard om een sterk missiestatement op te stellen. Hun salespitch is uitermate goed doordacht en trok destijds ongetwijfeld genoeg fondsen aan om niet alleen de recente renovatie maar ook nog enkele toekomstige aanpassingen mee te kunnen financieren. Het vervelende is alleen dat ik in het museum weinig van die goede intenties terug zag, voor mij was er niets holistisch aan de hele ervaring. Ik voelde me zeker niet geprikkeld om over grote vraagstukken als milieu of biodiversiteit na te denken, laat staan om daarover te discussiëren.



Wat vond ik dan wel in het museum? Een forse collectie doorsnee specimen en displays, die zich in vrijwel niets onderscheidde van de vele andere musea die eenzelfde doel nastreven. Het enige in het oog springende verschil was wellicht de verlichting, of beter gezegd, het gebrek daaraan. Aan de buitenkant oogt het museum open en licht met een grote glazen pui. Ook de entree is open en ruim, maar nadat je het museum via de ontvangsthal bent binnengekomen, word je door een deur geloodst en voelt het alsof je een donkere bioscoopzaal binnenstapt. De interieurontwerpers hebben ervoor gekozen om alle ruimtes, behalve de entree en de vierde etage, in een half duister te zetten, De vloeren, muren, plafonds, displays, vrijwel alles is zwart geschilderd. Dat lijkt op papier misschien aardig, maar gaat je na een kwartiertje al snel tegenstaan. Je kunt veel van de tentoongestelde objecten amper zien, vaak vallen ze weg tegen de donkere achtergrond of in de vele reflecties van de felle spotjes in het glas van de vitrines.
Eén grote glazen wand vult, over meerdere verdiepingen, de zijkant van het museum. Hierachter staan verschillende objecten tentoongesteld, die je vanaf de galerijen tegenover de centrale trap kunt bekijken. Wederom een leuk idee, en voor die opgezette beer of grote roofvogel werkt het misschien ook wel, maar voor al de andere kleine objecten, zoals die modellen van paddenstoelen die er staan, zul je toch echt een verrekijker mee moeten nemen.
Als je uiteindelijk op de bovenste verdieping komt, sta je even met je ogen tegen het licht te knipperen en voelt het alsof je weer een beetje lucht kunt halen. Je kunt van daaruit ook nog even naar de serre die de hele voorgevel van het gebouw beslaat. Al met al toch een uniek museum, waar de hoge verwachting die het missie-statement schept, helaas niet helemaal wordt waargemaakt.
Klik hier voor meer foto’s van MOBE en hier voor foto’s van andere natuurhistorische musea.