Op een grauwe dag valt deze mooie paddenstoel met zijn glimmend blauwgroene hoed extra goed op. Zijn kleur is dan bijna onwerkelijk. Hoewel hij er wat mij betreft zwaar giftig uitziet, schijnt hij volgens enkele betwiste bronnen wel eetbaar te zijn. Ik zou echter niemand aanraden om hem te plukken. Wilde paddenstoelen zijn cruciaal voor het ecosysteem en hebben de neiging om gifstoffen uit de grond op te nemen, je ontneemt de natuur dus iets waardevols en weet ook niet echt wat je in je mond stopt.
De echte kopergroenzwam lijkt sterk op de valse kopergroenzwam, maar onderscheidt zich door zijn steel met duidelijke ring, waaronder de steel vlokkig is geschubd. Ook hebben zijn lamelsnedes een wit glimmend randje, iets dat de valse niet heeft. De hoed is (vooral bij vochtig weer) slijmig met aan de rand vaak nog wat witte velumvlokjes. De bovenkant van de ring op de steel is meestal zwart van de sporen. Bij oudere exemplaren verkleurt de hoed naar mosterdgeel. Toen ik slechts een paar dagen later op dezelfde plek terugkwam, was deze paddenstoel zijn kenmerkende blauwe kleur alweer bijna helemaal kwijt.
Het is een wijdverspreide paddenstoel die van Azië, via Europa tot Noord-Amerika in loof en naaldbossen voorkomt. De genusnaam Stropharia is afgeleid van strophos, Grieks voor band en caeruleus is Latijn voor blauw. Dit exemplaar is gefotografeerd langs een voetpad in het Noorderbos.
Lees ook: Plooivoetstuifzwammen en zware metalen (Calvatia excipuliformis).
Geen reacties
Reageer: