Omdat vogels met lange poten zoals ooievaars, reigers, lepelaars en flamingo’s, vaak in het water foerageren, staan ze regelmatig op één poot. Dit heeft meerdere voordelen, de eerste heeft te maken met warmteregulatie, water onttrekt nu eenmaal sneller warmte dan lucht. Door hun tweede poot binnen hun verenkleed te trekken, verliezen dergelijke vogels dus veel minder warmte. Tevens hoeft hun hart minder hard te werken als één poot tegen hun borst is gevouwen. De derde reden heeft te maken met de vaak drassige bodems waar ze in staan. Als ze daar met één poot in wegzakken kunnen ze zich er met de andere makkelijker uittillen. Als ze met twee poten langdurig op een drassige bodem zouden stilstaan, zouden beide poten kunnen verzinken, wat het lostrekken aanzienlijk zou bemoeilijken.