Gedurende het hele ontwerp- en maakproces heeft dit mes me tegengewerkt. Het duurde een eeuwigheid voor ik de lijnen en verhoudingen van dit mes goed had. Het was tevens de eerste keer dat ik een bloedgleuf in het ontwerp opnam en om het mezelf moeilijk te maken koos ik in plaats van een rechte ook nog voor een licht gekromde, die de rug van het mes volgde. Daarnaast wilde ik het handvat een museum-pasvorm geven, wat er weer voor zorgde dat ik het niet in één keer samen met de krop (guard) kon vormen.
Het lemmet is uit D-2 staal, een taaie staalsoort waar ik voldoende ervaring mee heb. Ik had echter nog nooit eerder meegemaakt dat er enkele insluitingen in het staal zaten, het heeft me veel kopzorgen gegeven om deze er zo uit te slijpen dat het ontwerp en de constructie van het mes er niet onder leden. Nadat ik het profiel uit het staal had geslepen, begon ik als eerste aan de bloedgroef. Omdat ik deze gekromd had ontworpen, kon ik het mes daarvoor niet gewoon recht langs de slijpmachine halen, maar moest ik hem met de hand slijpen. Dat maakte het extra moeilijk om beide krommingen gelijk en de aanzetten van de groeven mooi rond te krijgen. Het vormen van de snijvlakken was ook complexer dan normaal. Omdat ik het lemmet een forse buik had gegeven en ik wilde dat de snijvlakken ook daar tot aan de bloedgeul liepen, moest ik de hoek van het snijvlak over de lengte van het mes aanpassen. Vlak bij de krop, waar het snijvlak minder hoog loopt, is de snijhoek schuiner, naar de buik van het lemmet wordt deze steeds vlakker en wordt de snijhoek dus kleiner, terwijl hij naar de punt van het mes weer schuiner komt te staan. Het gevolg is dat het snijvlak een mooie zachte golving over het mes heeft en gelijk loopt met de groef, terwijl de mespunt zelf niet te dun wordt. Het lemmet heeft, net als de krop, een lichte knik in zijn rug en de valse snede begint daar net iets voor. De aanzethoeken van de valse snede, de snijvlakken bij de ricasso en de holtes in de krop zijn allemaal herhalingen van halve of kwart cirkels die in verschillende groottes achter elkaar liggen.
De krop met de vingergroef heeft aan de voorkant een kleine knik en aan beide zijkanten een uitgeslepen holte die de overgang van de krop naar het lemmet minder abrupt maakt. Als je de lijnen langs de buitenkant van de krop en de hiel van het lemmet naar boven volgt, vormen deze samen een scherpe driehoek en komt de punt precies uit waar de voorkant van de krop in het lemmet overgaat. Omdat ik een zogenaamde museum-pasvorm voor het handvat wilde, moest ik de krop los van het handvat vormen, en dus heel goed in de gaten houden dat de vorm en vlakken daarvan zouden aansluiten bij die van het handvat. De krop loopt zijwaarts van voor naar achteren lichtjes uit.
Voor het handvat had ik oorspronkelijk een prachtig stuk gekleurd en gestabiliseerd eiken met een complexe nervenstructuur gekocht, maar dat bleek zo hard dat de boor waarmee ik het gat voor de angel boorde, verboog en aan de rug van het handvat naar buiten schoot. Dit gat zorgde ervoor dat ik mijn ontwerp moest herzien en opnieuw moest beginnen. Hoewel ik nog wel wat andere stukken gestabiliseerd hout had liggen, waren die allemaal net iets te klein. Als ik die zou gebruiken zou ik de snavel of haan achteraan het handvat moeten weglaten, wat de hele vorm van het mes zou aantasten. Ik besloot uiteindelijk om het nieuwe handvat uit een stuk zebrahout te maken. Dit hout is hard en dradig en laat zich soms wat moeilijk vormen, maar het heeft wel een fraaie tekening en is heel stevig. Je kunt het vaak het beste met handgereedschap vormen, want het heeft de neiging om op een slijpmachine snel te verbranden of te verkleuren. Het handvat moest los van de krop worden gevormd, er perfect op passen maar bij de aansluiting rondom wel net een millimeter groter zijn. Dit kon alleen als het gat voor de angel precies paste, zodat ik het handvat telkens als ik er aan werkte, er steeds op dezelfde plaats op kon schuiven en het niet verschoof. Dit zorgde er ook voor dat ik steeds maar hele kleine stukjes kon wegvijlen en continu moest blijven passen.
Zelfs als je een houten handvat goed afwerkt, blijft het gevoelig voor vochtopname of uitdroging. Om die reden werden houten handvaten op luxe messen vroeger net iets groter gemaakt en werd de overgang naar de krop lichtjes afgerond. Als het hout dan na verloop van tijd toch zou krimpen of uitzetten, konden er geen scherpe randen tussen het ijzer en het hout ontstaan. Zoiets noemt men een erfenis- of museum-pasvorm. Het handvat loopt vanaf de krop eerst een klein stukje bol en kromt zich dan naar achteren toe, zodat het handvat van boven af bezien mooi taps afloopt. Het is met Tungolie en Renaissance-was afgewerkt.
Oorspronkelijk had ik bij dit mes nog siervijlwerk en gefacetteerde messing spacers ontworpen. Ook speelde ik nog even met het idee om voor het handvat een prachtig en opvallend blauw met geel geverfd stuk gestabiliseerd hout te gebruiken. Maar uiteindelijk heb ik al die opsmuk en versiersels laten vallen en gekozen voor een relatief kaal mes, in de hoop dat er niets overbodigs is dat van de lijnen en verhoudingen kan afleiden die voor mij dit mes zijn waarde geven.
Het hele proces was een worsteling, maar ik ben wel heel tevreden met het resultaat. Het is een geweldig mes geworden dat niet alleen erg prettig vasthoudt maar ook uitzonderlijk scherp is. Vanwege het lastige ontwerp- en maakproces, waarin ik steeds allerlei overbodige versiersels uit het ontwerp moest wegsnijden om tot de kern van het ontwerp te komen, heb ik het vernoemd naar Willem van Ockham, de beroemde 14e-eeuwse nominalist die beroemd is om zijn “lex parsimoniae”, zijn wet van spaarzaamheid.
Het lemmet is 6,3 mm dik, op zijn breedste punt 5,7 cm hoog en 21 cm lang. Het handvat is op zijn breedste punt 2 cm dik en het hele mes is 34 cm lang en weegt 427 gram.
Klik hier voor meer foto’s van zelfgemaakt mes no. 25 (Ockham) en hier voor meer foto’s van andere zelfgemaakte messen.
Lees ook: Ockhams scheermes, Zelfgemaakt mes no. 24 (Baleen), Zelfgemaakt mes no. 2 versie 2.
Geen reacties
Reageer: