Deze roestige spijkers zijn tussen de 200 en 600 jaar oud. Het zijn een vierkante en een rechthoekige smeedijzeren spijker van zo’n twintig cm lang. Ze hebben lang op de bodem van de zee gelegen en zijn toen het hout eromheen helemaal was weggerot uiteindelijk in Bretagne op een kiezelstrandje aangespoeld. Eerst maakte men alleen vierkante, maar later ook rechthoekige spijkers die met de nerf mee in het hout werden geslagen om splijten te voorkomen. In de 19e eeuw begon men spijkers uit ijzerdraad te maken, dat was veel goedkoper dan ze met de hand smeden. Deze uit draad gemaakte spijkers noemt men nagels.
Het gezegde spijkers op laag water zoeken stamt uit de tijd dat spijkers nog waarde hadden. Eigenaren van scheepswerven lieten bij laag water hun arbeiders de gevallen spijkers oprapen zodat deze toch nog gebruikt konden worden. Nu spijkers nagenoeg waardeloos zijn geworden associeert men deze bezigheid met het zoeken naar onbenulligheden. Iemand die spijkers op laag water zoekt, zeurt en zift muggen. Spijkers hebben zich stevig vastgezet in onze gezegden, zo kun je ook nog iemand bijspijkeren, de spijker op de kop slaan, spijkers met koppen slaan en voor ieder gat een spijker hebben.
Lees ook: Musket en muskiet en Een donkerbruin vermoeden.
Geen reacties
Reageer