Leven is per definitie destructief. Leven vraagt altijd meer energie en voedingsstoffen dan het met zijn dood weer teruggeeft. Als je het ontstaan van al het leven zag als een klein vonkje, dat slechts een minimale hoeveelheid energie aan zijn omgeving onttrok om te kunnen bestaan, is dat smeulende kooltje nu uitgegroeid tot een waar inferno. Leven brengt leven voort en vernietigt daarbij alles op zijn weg.
Elk levend organisme neemt energie op, het zij in de vorm van eenvoudige grondstoffen of in de vorm van een ander leven. De grootste voedingsbron van leven is uiteindelijk de dood. Elk dood organisme voorziet in meer grondstoffen voor meer leven. Het probleem is alleen dat dit nieuwe leven veel meer energie nodig heeft dan het daarna met zijn dood weer teruglevert. Op deze manier voorziet leven zowel in zijn eigen voortbestaan als in zijn vernietiging. Naarmate er meer leven opvlamt, zal het meer energie en grondstoffen verbranden tot uiteindelijk alle voedingsstoffen en energie op zijn en het leven noodgedwongen uitdooft.
Het leven is een ouroboros, een slang die in zijn eigen staart bijt en zichzelf opeet. Maar in tegenstelling tot dit mythische teken dat symbool staat voor de cyclische natuur is zijn rondgang niet eeuwig. Zodra deze staarteter zijn eerste hapje nam at hij net iets meer dan hij groeide. Zo bezien is het leven wellicht één van de grootste katalysators van de entropie. Een prachtig en ongekend helder vuur dat sinds het moment dat het opvlamde zijn eigen dood in gang zette en met elke seconde dat het meer verteert zijn eigen ondergang versnelt.
Lees ook: Entropie en tijd, Tijd is kou, Consumeren zonder verteren en Pit van verderf.
Geen reacties
Reageer: