De verhouding tussen een oppervlak van een vorm en zijn volume bepaalt hoe groot diens warmte uitwisseling met de omgeving is. De optimale oppervlakte-volume-verhouding om warmte vast te houden is een bol. Dat is de reden waarom dieren die het koud krijgen zich oprollen, met de kop tussen de poten en de staart om zich heen. Vogels hebben echter niet zo’n flexibele ruggengraat, zij steken hun kop over hun rug heen onder hun vleugels. Door hun veren op te zetten, maken ze zich groter en houden ze zoveel mogelijk lucht en warmte vast.
Meerkoeten zijn hier meesters in, als zij het koud krijgen en hun kop tussen hun vleugels steken, zou je zweren dat ze geeneens een kop hebben. Ze lijken dan nog het meeste op tribbles met veren.
Lees ook: Meerkoeten op het ijs.
Geen reacties
Reageer