Strekspinnen zijn makkelijk herkenbaar aan hun langgerekte lijf met lange poten. In rust zitten ze vaak gestrekt tegen een takje of blad aangedrukt. Hun eerste twee en laatste paar poten houden ze dan in één lijn in hun verlengde gestrekt, terwijl ze zich met hun kortere derde paar poten om een stengel heen vasthouden. Deze spinnenfamilie dankt hun Latijnse naam aan hun grote maxillae (achterkaken). Deze wijken uiteen en zijn bijna even groot als hun lange cheliceren (gifkaken). Dit wekt de indruk dat zij vier kaken hebben. Het mannetje heeft speciale uitsteeksels op zijn cheliceren waarmee hij de kaken van het wijfje tijdens hun paring in bedwang houdt. De ei-cocon lijkt op schimmel of vogelpoep en wordt aan een blad of stengel afgezet. Je vindt de gewone strekspin meestal op begroeiing in de buurt van water of op vochtige onbeschaduwde plekken. Hun web is dun en heeft geen signaaldraad. Meestal zit de spin in het midden van de naaf of verstopt hij zich op een blad of stengel in de buurt.
Geen reacties
Reageer: