De eerste keer dat ik deze mooie spin tegenkwam was in de 90-er jaren op de Utrechtse heuvelrug. Deze soort werd voor het eerst in 1980 in Zuid-Limburg waargenomen en heeft zich sindsdien over vrijwel heel Nederland verspreid. De wespspin (Argiope bruennichi), vanwege zijn gestreepte uiterlijk ook wel tijgerspin genoemd, wordt in Nederland gemiddeld 1,5 cm groot. In Zuid-Europa kunnen ze echter meer dan 2 cm worden.
Het is een warmte minnende spinnensoort die forse populatie-schommelingen heeft. Twee jaar geleden zagen we er bij De Moer tientallen in een enkel veldje terwijl er een jaar later vrijwel geen één meer te vinden was. Deze, voor de mens onschuldige spin, bouwt haar wielweb tussen lage vegetatie. In dichte graspollen maken ze ruimte door de grashalmen opzij te buigen en samen te spinnen, hierdoor komt er een vlak ter grootte van een voetafdruk voor hun web vrij. Het centrum van dit web heeft een duidelijk zichtbaar stabilimentum. Deze zigzagband van dicht spinsel strekt zich boven en onder de naaf uit en zou, door Uv-licht te weerkaatsen insecten lokken. Ze jagen overwegend op sprinkhanen, libellen en kevers en worden vermoedelijk door hun gelijkenis met een wesp door de meeste vogels met rust gelaten.
Het mannetje van de wespspin is aanzienlijk kleiner (5mm) en kan maximaal twee maal met een vrouwtje paren. De mannetjes leven maar een paar dagen. Om een onsuccesvolle paring te voorkomen zoeken de mannetjes een maagdelijk vrouwtje, die ze aan haar specifieke geur kunnen herkennen. Bij elke paring laat hij één (van zijn twee) tasters in het wijfje achter. Aangezien het mannetje meestal meteen na, of soms al tijdens de paring wordt opgegeten, komen veel van hen niet aan een tweede paring toe. Mannetjes die paren met een net verveld vrouwtje zijn het succesvolst. Omdat haar kaken dan nog zacht zijn is de kans dat hij het overleeft en dus aan een tweede paring toe komt het grootst. In de late zomer zet het wijfje haar eitjes af in een grote eicocon, die ze tussen het gras ophangt. Ze bewaakt deze geelbruine cocon tot ze sterft. De eitjes komen al voor de winter uit, de jonge spinnetjes verlaten echter pas in maart van het volgende jaar hun veilige onderkomen.
Geen reacties
Reageer: