stupor mundiAl in zijn eigen tijd stond keizer Frederik II van Hohenstaufen (1194-1250) bekend als “Stupor Mundi” (verbazing der wereld). Begonnen als koning van Sicilië wist hij het via het Duitse koningschap als niet-christen zelfs tot keizer van het Heilige Roomse Rijk te schoppen. Geen geringe prestatie. Daarnaast interesseerde hij zich meer voor wetenschap, filosofie en valkenjacht dan voor religie en krijgsmacht en onderhield hij een levendige correspondentie met een Egyptische sultan.

 

Frederik II was buitengewoon belezen, hij sprak zes talen en maakte liever gebruik van diplomatie dan geweld. Hij had echter één zwakte, zijn interesse in taal en wetenschap. Hij omringde zich niet alleen met allerlei wetenschappers maar hield zelf ook wel van een experimentje. Sommige van zijn onderzoeken zijn opgetekend door de monnik Salimbene di Adam (1221-1290) die, het moet gezegd, een hekel had aan Frederik. Zijn boekwerk, “XII scelera Friderici imperatoris” (de twaalf calamiteiten van keizer Frederik II), is helaas verloren gegaan maar de geste van dit verslag is gebleven.

 

Volgens di Adam heeft Frederik II ooit een gevangene in een ton opgesloten om te kijken of diens ziel wellicht door een gat wist te ontsnappen als hij stierf. Toen Frederik II zich afvroeg wat na een overvloedig maal nu toch het beste voor de spijsvertering was, een dutje of een stevige wandeling, voerde hij twee soldaten een vorstelijk banket. De een mocht daarna een uiltje knappen de ander werd aan het lopen gezet. Beiden werden achteraf natuurlijk wel opengesneden om hun maaginhoud te controleren. Alles voor de wetenschap. Maar meer nog dan in spijsvertering was Frederik II geïnteresseerd in taal. En dan specifiek in het bestaan van een oertaal. Zoals zovelen voor en na hem vroeg Frederik II zich af welke taal een mens zou spreken als er geen anderen in de buurt zijn om hem woorden te geven. Hij liet pasgeborenen bij hun moeders weghalen en droeg ze over aan speciale verzorgsters. Deze kregen strikte opdracht om geen woord tegen hun jonge proefpersonen te spreken. Gezien Frederik zijn vroegere experimenten mogen we aannemen dat deze zoogvrouwen hun taak zeer serieus hebben genomen. Helaas voor Frederik (en de kinderen) stierven ze zonder ooit een woord te hebben gesproken.

 

Frederik II van Hohenstaufen was niet alleen een begenadigd heerser en onderzoeker, hij was bovenal een empiricus. Hij vond dat je alleen kon leren hoe iets werkte door het kapot te maken. Een intellectueel dogma dat tot op de dag van vandaag nog door veel kleine kinderen (en sommige wetenschappers) wordt nageleefd.