Schorpioenvliegen behoren tot één van de oudste insectenfamilies (Mecoptera-langvleugeligen, waarvan de schorpioenvliegen de grootste vertegenwoordigers zijn) die een volledig gedaanteverwisseling ondergaan. Het vroegst bekende fossiel is 250 miljoen jaar oud. Mecoptera zijn verantwoordelijk voor veel andere afgetakte insectenfamilies, zoals vlooien, vliegen en muggen. De eerste Mecoptera-soorten behoorden waarschijnlijk ook tot de allereerste plantenbestuivers. Mecoptera zijn als primitieve insecten nog steeds herkenbaar aan hun gelijke voor- en achtervleugel en eenvoudig aderpatroon. De mannetjes van de schorpioenvlieg hebben aan het uiteinde van hun staart een verdikte omhoog gekrulde tang, waar de soort haar naam aan dankt. De vrouwtjes missen deze tang en hebben een roodachtig verlengd achterlijf. Het mannetje gebruikt zijn tang om tijdens de paring het vrouwtje vast te grijpen. Als een mannetje een vrouwtje met de lokstof, die hij uit een orgaan uit zijn achterlijf produceert, naar zich toe heeft weten te lokken, probeert hij met haar te paren. Als zij direct bereid is, biedt hij haar meestal een prooi als bruidsgeschenk aan. Anders spuugt hij eerst een slijmerige massa uit. Die vinden de vrouwtjes zo lekker dat ze er direct van beginnen te eten. Normaal gesproken zou het mannetje haar zijn kots als bedankje tijdens of na de paring aanbieden, hij gebruikt het echter ook wel eens om een onwillig vrouwtje te overreden. Terwijl het vrouwtje ervan smult kan hij namelijk alvast met de paring beginnen. Als ze dan nog steeds tegenstribbelt houdt het mannetje haar met zijn tang in een stevige greep en zet toch door.
De eitjes worden met de ovipositor van het vrouwtje in de bodem gelegd. Deze eitjes nemen vocht uit de bodem op en zwellen op. De larven leven in gangen onder de grond waar ze zich voeden met dode insecten en plantaardig materiaal. Ze zijn na ongeveer een maand al volgroeid en vervellen in een holletje onder de grond tot een prepop. Ze maken hiervoor geen cocon maar liggen los in de bodem. Deze bewegingsloze prepop ontpopt zich in het algemeen tussen de 1 - 2 maanden maar kan als de omstandigheden ongunstig zijn ook een diapauze ingaan.
Schorpioenvliegen voeden zich met aas, kleine insecten en honingdauw. Ook zijn ze in staat om een verse spinnenprooi uit diens web te roven. Door het uitscheiden van een darmsap voorkomt de schorpioenvlieg dat hij zelf aan het web blijft plakken. Zo worden ongeveer 2,5 cm groot en zijn niet schuw. Je vindt ze vaak tussen mei en september op lage begroeiing en vochtige beschaduwde plekken. Ondanks hun lange zuigsnuit en gevaarlijk uitziende tangen, kunnen ze niet steken en zijn ze voor de mens onschadelijk.
Geen reacties
Reageer: