Het Japanse verhaal van Sanshô de opzichter is al eeuwen oud. Het gaat over de waarde en prijs van een moreel leven. Een belangrijke familie leert dat zij ondanks hun goede wil geen tot weinig controle over hun eigen levens hebben en ze vallen langzaam uit elkaar. Een gouverneur verliest vanwege zijn compassie zijn functie en wordt verbannen. Als zijn vrouw en kinderen zich bij hem willen voegen worden ze echter door bandieten gescheiden. Beide kinderen worden als slaaf aan de harde en egocentrische opzichter Sanshô verkocht en de moeder wordt in een andere stad tot prostitutie gedwongen. De film volgt beide kinderen in hun pogingen om zich weer met hun ouders te herenigen en laat zien hoe ze met de morele levenslessen van hun vader worstelen.
Mizoguchi heeft in 1954 met Sanshô dayû één van de betere Japanse boekverfilmingen van de laatste 50 jaar afgeleverd. De cinematografie heeft een bijna literaire schoonheid. Elke scene is op een evenwichtige manier opgebouwd en Mizoguchi maakt bij het vertellen van het verhaal goed gebruik van lege ruimtes en contrasten. Net als bij veel Japanse prenten uit de Edo periode benut hij een subtiel atmosferisch perspectief om een gevoel van ruimtelijke en emotionele diepte te creëren. Regelmatig plaatst hij een donker object op de voorgrond en laat hij de actie op de achtergrond plaatsvinden. Op deze manier wordt de omgeving waarbinnen het verhaal wordt verteld letterlijk het referentiekader voor de emotie. Ook is hij sterk in het verbeelden van actiescènes. De camera volgt op een bijna hedendaagse manier de personen en de film krijgt hierdoor niet alleen meer vaart maar ook een gevoel van dwang en noodzaak. Emotioneel en visueel is Sanshô dayû weliswaar minder vernieuwend dan Suna no onna, maar het blijft toch een meesterwerk van de Japanse cinematografie. Ik vind Sanshô dayû zelfs beter dan Mizoguchi’s beroemdere Ugetsu monogatari uit 1953. Sanshô dayû is in Amerika uitgebracht als Sansho the bailiff.
Lees ook: Suna no onna.
Geen reacties
Reageer