Elke ochtend als ik mijn fiets in de stalling plaats is mijn plekje vrij. Behalve als ik een keertje later begin. Dan is mijn routine verstoord en ben ik gelijk mijn plekje kwijt. Iedereen stalt zijn fiets op steeds hetzelfde tijdstip en op steeds dezelfde plaats. Dat geeft niet alleen rust maar ook overzicht en zorgt ervoor dat het stallen en vinden van je fiets met een minimum aan stress gepaard gaat. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat kinderen in de klas, werknemers bij een vergadering en reizigers op het perron steeds dezelfde plek opzoeken. Voor dieren is dit niet anders. Zowel jagers als prooidieren hanteren een scherpomlijnde routine. Jagers jagen waar ze eerder succes hebben gehad en prooien schuilen waar ze eerder veilig zijn geweest. Zo werken hersenen. Een gedachte of handeling wordt ingesleten als een groef in een plaat. Elke keer wordt die groef dieper, de zenuwverbindingen sterker en telkens wordt het moeilijker om uit die groef te stappen. Eenmaal iets aangeleerd is het hondsmoeilijk om dat weer af te leren. Het is niet zo makkelijk om een plaat te laten overslaan. Iemand die dat regelmatig doet, iemand die zijn routine regelmatig verstoord noemen we al snel gestoord.

 

En terecht. Omdat een of andere idioot zijn fiets op mijn plekje heeft gezet heb ik hem ergens anders moeten stallen. En degene wiens plekje ik heb bezet moet dat natuurlijk ook weer, enzovoort, enzovoort. Zo zie je maar hoe het doorbreken van slechts één routine de hele maatschappij kan ontwrichten, zul je zien dat ik straks mijn fiets niet terug kan vinden.