De kleine wespenboktor ontwikkelt zich in dode, door schimmel besmette, takken, zoals die van de beuk. De eitjes worden in spleten van de bast afgezet, waarna de larven onder het schors leven. Als ze half zijn volgroeid graven ze zich in het xyleem in, waar ze, als ze na ongeveer twee jaar zijn volgroeid en zo’n 3,5cm lang zijn, een poppenkamer parallel aan de nerf vormen. In september tot oktober verpoppen ze, waarop tijdens de lente van het volgende jaar de volgroeide kevers uitvliegen. Volwassen kevers leven maar een paar weken en je kunt ze, hoewel ze tussen mei en juni het algemeenst zijn, afhankelijk van het weer soms al vanaf maart tegenkomen. Ik zie ze regelmatig in De Brand, aan de bosranden, waar je ze op schermbloemen van stuifmeel ziet snoepen. Van de vrouwtjes is bekend dat ze voor hun eiproductie soms ook andere kleine insecten eten om aan hun eiwitbehoefte te kunnen voldoen.
De kleine wespenboktor is een schoolvoorbeeld van mimicry, waarin een onschuldig dier zich voordoet als een veel gevaarlijker soort. Deze kevers lijken niet alleen sterk op een wesp, ze gedragen zich ook zo. Ze maken snelle, schichtige bewegingen, lopen enigszins zijwaarts, zwaaien met hun antennes en vliegen niet recht maar zigzaggend.
Lees ook: Parende vliegende herten (Lucanus cervus), Parende gevlekte smalbokken (Strangalia maculata), Parende Distelboktorren (Agapanthia villosoviridescens), Groene Knopbladroller (Hedya nubiferana), Penseelkever (Trichius fasciatus) en Mimesis.
Geen reacties
Reageer: