Ik snap de fascinatie van sommige mensen voor paddenstoelen wel. Ik ben zelf dol op champignons, shi-take en morieltjes. Hoewel ik cantharellen wat overgewaardeerd vind zijn ze, als je ze zachtjes stoomt, best te genieten. Ook om te fotograferen zijn paddenstoelen leuk, ze komen maar even boven de grond en verdwijnen dan weer. Je weet nooit precies waar en wanneer en ze zijn altijd weer mooi. Toch vind ik het soms jammer als ik er weer eentje heb gefotografeerd. De meeste dieren en planten zijn vrij gemakkelijk te determineren, paddenstoelen daarentegen zijn heel wat lastiger op naam te brengen. Maar misschien ligt het wel aan mijn determinatiegidsje voor onderweg. Hier staan er 1200 in afgebeeld, de één nog meer gelijkend dan de ander. Is het een purpersnede-, helm-, streepsteel-, roestvlek-, grijsbruine gras-, melksteel-, pracht-, grote bloedsteel-, graskleefsteel-, groensnede-, roze sparren-, goudrand- of oranje dwerg-mycena? Het boekje weegt dan ook ruim 1,5 kilo. Soms is een veldgidsje te uitgebreid en ben ik al blij als ik weet dat het een mycena paddenstoeltje is. Daarnaast ben ik ook echt niet van plan om onder de microscoop de sporen te onderzoeken, dat is voor anderen. Ik hou het dus maar gewoon op een mycena.
lees ook Onbeleefde lul, Cordyceps en Inktviszwam
Geen reacties
Reageer: