Veel schelpen hebben een operculum, een klein hard afsluitdekseltje voor hun schelpopening. Hiermee kunnen slakken zich veilig in hun schelp afschermen van vijanden of uitdroging. Dit operculum zit vastgegroeid aan hun lichaam en niet aan de schelp. De slak gebruikt het zijn hele leven en het groeit gelijk op met de mondopening van zijn slakkenhuis. Dit operculum wordt soms ook gebruikt bij de voortbeweging van de slak (Strombidae, Xenophoridae) of zelfs als verdedigingswapen.
Operculums kunnen druppel, klauw, of cirkelvormig zijn. De meeste zijn echter platte gedraaide schijfjes waarbij de groeiwijze alleen aan de binnenkant zichtbaar is. Deze groeiwijze toont zich als een spiraal en is qua groeirichting gelijk aan die van de schelp. Linksdraaiende schelpen hebben dus ook een linksdraaiend operculum. De buitenzijde van een operculum is vaak bedekt met een egale amorfo laag en is soms korrelig, gepolijst of op een andere manier “versierd”. Bij sommige Turbinidae, zoals Turbo petholatus, zijn de operculums sterk verdikt. De bolle kant heeft een diepgroene vlek en een mooie glans. Kattenogen of ogen van Shiva, zoals deze operculums vaak worden genoemd, worden al van oudsher veel als organische juwelen in ringen en armbanden gebruikt. In het Hindoeïsme wordt dit operculum geassocieerd met het derde oog in het voorhoofd van Shiva. Dit zou in staat zijn om voorbij het vanzelfsprekende te kijken en wordt daarom geassocieerd met wijsheid. Voor velen symboliseert dit oog van Shiva de voortgaande beweging van het leven, creatieve visie en energie.
Operculums, en dan vooral de variëteiten uit de Rode Zee zijn in de Joodse en Arabische culturen lang als grondstof voor wierook gebruikt. In het Midden Oosten werden de operculums van Strombus tricornis en Lambis truncata tot wierook verwerkt en deze operculums zouden ook de bron van het onycha in het mythische ketoret kunnen zijn, de wierook waarover in het verhaal van Exodus wordt gesproken. Deze speciale onycha wierook werd in de tempel van Salomon gebrand. Als een operculum onbewerkt wordt verbrand ruikt een goed exemplaar naar castoreum en musk terwijl mindere exemplaren naar verbrand haar ruiken. In China en Japan bewerkt men de operculums eerst met een mengsel van water, azijn en alcohol om de vissengeur te verwijderen voor men ze vermaalt en verder verwerkt.
Cameeën werden in de 15e en 16e eeuw ook uit de schelpen van sommige Helm- en Tijgerslakken gesneden. Door deze schelpen te graveren verkreeg men een reliëf met verschillende kleuren, deze cameeën werden vaak in een broche of hanger verwerkt. Men beperkte zich bij camee snijden echter niet alleen tot de schelp, er zijn ook cameeën bekend die uit operculums zijn gesneden.
De bovenste drie operculums in de bovenste afbeelding zijn respectievelijk de binnen- en buitenkanten van een oog van Shiva (Turbo petholatus) en deze zijn ca 2cm groot. De onderste drie operculums in de afbeelding zijn van een Turbo marmoratus en zijn ruim 9cm groot. Dit zijn de grootste bekende operculums en deze worden soms als presse-papier gebruikt.
Geen reacties
Reageer