In The Burghess Shale, een gebied in de Canadese Rockies, zijn in 1912 fossielen gevonden die het beeld van de evolutionaire ontwikkeling van veel diersoorten op zijn kop hebben gezet. Eén van deze fossielen was van Opabinia, een klein wezentje van ca 7cm lang met een zacht gesegmenteerd lichaam, een lange flexibele snuit als van een stofzuiger, een waaiervormige staart en vijf ogen op steeltjes. Het is dan ook niet gek dat de meeste wetenschappers in 1975 in lachen uitbarsten toen ze de eerste reconstructie van Opabinia zagen.
Er wordt nog steeds gedebatteerd in hoeverre Opabinia een geheel eigen en verder onverwante diersoort was of juist een vroege voorouder van de geleedpotige en ringwormen. Er zijn zelfs wetenschappers die een relatie tussen dit 530 miljoen jaar oude wezentje en de moderne Tardigrades leggen, maar vooralsnog is er geen theorie opgesteld die door iedereen wordt geaccepteerd. Het grootste probleem is dat dieren met een zacht lichaam geen of slechte fossielen achterlaten en het dus extra lastig maken om hun evolutionaire ontwikkeling te reconstrueren. De fossielen uit de Burgess Shale zijn mede zo uniek omdat de in een prehistorische modderverschuiving gefossiliseerde dieren buitengewoon gedetailleerd bewaard zijn gebleven. Maar zelfs bij dergelijk gedetailleerde fossielen blijft het lastig om de dunne lijnen die het samengeperste lichaam in de stenen heeft achtergelaten op de juiste manier te interpreteren. Er zal dan ook nog wel wat aan Opabinia worden geknutseld voor men het eens is over zijn uiterlijk en zijn juiste plaats in de evolutie. Over één ding is men het echter wel eens, het had vijf ogen. Een unicum. Er zijn dieren met twee, zes of zelfs acht ogen maar buiten Opabinia is er verder geen enkel dier bekend met vijf ogen.
Lees ook: Cothurnocystis.
Geen reacties
Reageer: