Ik heb in Granada ooit een workshop gehad van een beroemd geograficus en antropoloog. Daarin werd ons geleerd om op een bepaalde manier naar het landschap te kijken en om te voorspellen op welke plaatsen zich menselijke nederzettingen zouden ontwikkelen. Als we rekening hielden met een aantal verschillende factoren bleken we redelijk nauwkeurig te kunnen aangeven waar steden zouden ontstaan. Door onze voorspellingen op een kale topografische kaart te vergelijken met een satellietkaart van hetzelfde gebied kwamen we tot een overeenkomst van meer dan 80%. Na een aantal dagen bleken we de berekeningsfactoren niet meer bewust te gebruiken en konden we vrijwel direct, intuïtief op een kale topografische kaart de juiste locaties voor nederzettingen aangeven.

 

Toen verbaasde het me al dat het zo makkelijk was om de grootschalige handelingen van een grote groep mensen te voorspellen. Hoewel we er vaak van uit gaan dat het makkelijker wordt om het gedrag van een groep te voorspellen naarmate deze groep groter wordt, blijken toch vrijwel dezelfde regels te gelden bij het bepalen van de locatie van kleine groepen mensen. Zo kun je op een topografische kaart van een land net zo makkelijk de plaatsen aangeven waar steden komen als op een stadsplattegrond de plaatsen waar mensen blijven stilstaan.

 

Mensen gedragen zich als drijfhout, als je jezelf mensen als een bewegende stroom voorstelt kun je gemakkelijk aangeven op welke plaatsen iemand zal blijven steken. Zo staat vrijwel iedereen net naast een deuropening en niet tien meter daar vandaan, mensen verzamelen zich op straathoeken, kruispunten, bij ingangen en bij roltrappen. Iedereen zal zich wel eens hebben afgevraagd waarom er altijd vlak naast een ingang groepjes mensen staan, waarom het altijd zo druk is bij het verlaten of betreden van een pand of trein. Dat komt omdat iedereen vrijwel instinctief de bewegingsstroom van de kudde aanvoelt en zich net als drijfhout op een rivier verzamelt bij flessenhalzen en getijdepunten.