In de Middeleeuwen gebruikte men de term Lusus Naturae om alles te beschrijven wat men niet kon classificeren. Deze term, “speling der natuur”, gebruikte men voor vreemd gevormde stenen, planten, dieren en mensen. Iedereen met een afwijking in vorm of formaat werd als freak (of nature) bestempeld.
Men dacht toen nog dat de natuur een actieve en bewuste kracht was, begiftigd met een eigen gevoel voor humor. Een Lusus Naturae was een blijk van deze humor. Niet te classificeren voorwerpen werden driftig verzameld en in musea en kabinetten tentoongesteld.
Tegen het einde van de 17e eeuw veranderde het beeld dat men van de natuur had en raakte de term Lusus Naturae in ongebruik. De term freak, voor alles dat afweek, bleef echter bestaan. Naarmate men steeds minder in een niet classificeerbare natuur geloofde, werd alles onderhavig aan regels en verloor de natuur haar humor. De curiositeiten werden samen met de freaks van de musea naar de circussen verbannen.
Toen het moment kwam dat men de benaming freaks niet meer politiek verantwoord vond, belegde men een vergadering in het Barnum en Bailey-circus. Op 6 januari 1898 ging men onder voorzitterschap van Sol Stone, de Menselijke Telmachine, op zoek naar een acceptabel eufemisme voor het woord freak. Voorstellen als rariteit en fenomeen werden afgewezen tot het uiteindelijk de bisschop van Winchester was die met het voorstel kwam om freaks voortaan maar gewoon prodigies (wonderkinderen) te noemen. Het woord is nooit aangeslagen.
Geen reacties
Reageer: