Het vliegend hert (Lucanus cervus) is Nederlands grootste en bekendste kever. Vroeger waren ze heel gewoon maar tegenwoordig zijn ze akelig schaars en nog maar bekend van een handvol vindplaatsen. De kevers danken hun naam aan de grote hertachtige kaken en zijn bij wet beschermd. De volwassen mannetjes kunnen tussen de 3,5 en de 9cm groot worden en verschijnen tussen mei en augustus. De meeste kans om ze te zien maak je op warme broeierige zomeravonden. Dan vliegen ze om de kruinen van hun broedbomen, meestal eiken. Hierbij komen ze soms op licht af. Ze vliegen moeizaam en maken een duidelijk laagzoemend geluid. Om hun grote kaken in balans te houden vliegen de mannetjes vrijwel rechtop. Deze grote kaken kunnen nauwelijks bijten maar zijn meer bedoeld als hef- en wrikwerktuig bij de worstelingen met andere mannetjes.
Deze kevers zijn diep in onze geschiedenis en mythologie geworteld. Het Italiaanse woord voor vlieger ‘cervo volante’ is van deze kever afgeleid. Kinderen lieten deze kevers vroeger aan een eindje touw gebonden vliegen. De Griekse poëet Sophokles heeft van dit gebruik in de oudheid al melding gemaakt. De eerste vermeldingen van magische krachten van deze kevers vinden we bij Plinius de oudere, deze Romeinse geschiedschrijver vertelt over de gewoonte om bij jonge kinderen de kop met kaken van het vliegend hert om de hals te hangen, dit zou gevaar en ziekte kunnen afwenden. Zelfs nu nog worden ze Griekenland als amulet verkocht. Ze zouden het boze oog kunnen afwenden. In Duitsland vind je om dezelfde reden een zilveren amulet van deze kop met kaken aan de voorkant van de lederhösen. Dezelfde Duitsers hebben vroeger de as van deze kevers gebruikt als aphrodisiacum (lustopwekkend middel) of als middel tegen bedplassen en beenkrampen. De meer duistere legenden van deze kevers stammen uit de middeleeuwen. Men dacht dat ze de branden aan rieten daken veroorzaakten door met gloeiende kooltjes tussen hun kaken deze daken in brand te steken. Jacob Grimm beschreef deze mythe aan het begin van de 19e eeuw, men noemde de kevers toen Feuerschröter of Hausbrenner. Als men een vliegend hert in de schemering tegen het licht ziet vliegen dan lichten de holle kaken rood op en steken duidelijk af tegen de rest van zijn zwarte lijf. Dit kan heel goed de reden zijn waarom men dacht dat ze gloeiende kooltjes vervoerden. Men dacht ook dat deze kevers de bliksem aantrokken, de namen Donnergueg en Donnerschröter herinneren hier nog aan. Men verbond ze aan de dondergod (Donar, Thor) en dacht dat ze heilig waren. Dit bijgeloof ontstond waarschijnlijk vanuit de gewoonte van deze kevers om zich in oude alleenstaande eiken te ontwikkelen. Deze worden sneller door de bliksem getroffen en als men dan in zo’n getroffen en gespleten boom de kevers en zijn larven of poppen vond dacht men dat zij de bliksem hadden aangetrokken.
lees ook Distelboktor en Penseelkever
Geen reacties
Reageer