In de vogelanatomie display in het Natural History Museum in Londen bevindt zich de kop van een kiwi (Apteryx). Daar staat bij de lange dunne snavel een kleine pijl, die de bezoekers erop wijst dat de neusgaten van deze vogel helemaal aan het uiteinde van zijn snavel zitten. Een klein pijltje met bar weinig uitleg maar verregaande implicaties, want de neusgaten van de kiwi zijn heel bijzonder.
Kiwi’s zijn kleine vogels uit Nieuw Zeeland die niet kunnen vliegen en overwegend ’s nachts in de strooisellaag van de bosbodem foerageren. In Nieuw Zeeland komen oorspronkelijk geen zoogdieren voor en de kiwi heeft zich geëvolueerd naar een levenswijze die normaal gesproken aan kleine zoogdieren is voorbehouden. In verhouding tot andere vogels hebben ze zwaardere botten (met merg i.p.v. luchtzakken) en graven en wroeten ze in de bodem. Ondanks dat ze nachtactief zijn, hebben ze geen goed ontwikkelde ogen, wel kunnen ze goed horen en buitengewoon goed ruiken. Bij andere vogels liggen de neusgaten aan de basis van, of midden bovenop, de snavel, maar zoals het pijltje al aangeeft, bij de kiwi juist aan zijn snavelpunt. Daarnaast blijkt deze snavelpunt buitengewoon gevoelig te zijn. De vele zenuwuiteinden in deze punt, samen met de snorachtige haren aan de basis van zijn snavel en zijn goede reukvermogen zorgen ervoor dat de kiwi, zelfs in het pikkedonker zijn voedsel kan vinden.
Lees ook: De lichte schedel van een neushoornvogel.
Geen reacties
Reageer: