Dat Hans Christian Andersen in 1843 een zwanenkuiken als lelijk eendje omschreef heb ik nooit echt begrepen. Ok, zwanenkuikens zijn wat grauwer en groter dan eendenkuikens, maar verder verschillen ze niet zoveel van elkaar, ze zijn tenslotte allebei schattig. Als hij een echt lelijk kuiken tussen die jonge eendjes in had willen beschrijven, had hij voor een meerkoetjong moeten gaan. Lelijker als meerkoetkuikens zijn er niet veel. Hun koppies lijken nog het meest op een testikel met een snavel en hun vaal zwarte vacht met lange gele haren op een stofnest dat te lang achter de kast heeft gelegen. Als er al mensen langs de kant van een sloot blijven staan om naar een meerkoetkuiken te staren is dat van verbazing over hun lelijkheid.
Maar ja een volwassen meerkoet is op zich natuurlijk ook geen schoonheid, met die bloedrode oogjes en zijn spierwitte snavel met voorhoofdschild is hij eerder iets om bang van te worden. Dat venijnige uiterlijk gaat ook nog eens gepaard met een behoorlijke agressieve dispositie, waardoor er niemand zo gek is om een meerkoet te willen aaien.
Toen ik deze jonge meerkoetjes aan de slootkant fotografeerde, viel me op dat zij ook al iets duivels over zich hadden. Hun bloeddoorlopen koppies werden in het tegenlicht omgeven door een vlammende krans van gele veren, het leek wel alsof ze in de brand stonden. Als ze groter worden verliezen ze deze gele veren en krijgen ze het volledig zwarte rouwkleed van hun ouders, dat helse vuur schijnt dan alleen nog door hun bloedrode ogen naar buiten.
Lees ook: Jonge gansjes (Branta canadensis), Doodenge meerkoet, Parende meerkoeten en Koploze meerkoeten.
Geen reacties
Reageer