Deze karakteristieke en mooie plant is tevens één van de giftigste die in Nederland voorkomt. Ze kunnen ruim een meter hoog worden. Vooral de jonge planten met één vrucht spreken tot de verbeelding. Rechtopstaand op een dikke paarsrode stengel, met de appel in de vork tussen twee zijtakken, lijkt de plant bijna bezield en heeft hij veel weg van een mannetje dat met gespreide armen in het zand staat. Te zijner tijd splijt zijn hoofd aan de bovenkant open en verspreidt hij zijn giftige zaden over het land. Altijd als ik ze zie, moet ik onwillekeurig denken aan het kruid waar Lambik in de Sputterende Spuiter zijn toverdrank van trekt.
Deze plant leeft op open zonnige plaatsen met een kalkhoudende losse grond. In de Amsterdamse waterleidingduinen staan ze in lange rijden langs de ruiterpaden. Volgens een oud verhaal is deze plant vervloekt door God. Toen de slang in het paradijs Eva had verleid tot het eten van de appel, sprak God een vloek over hem uit. Terwijl de slang om de doornappelboom kronkelde, vergiftigde hij deze. De boom slonk tot een plant en de vele stekels op zijn appels verwijzen naar de tanden van de slang. Zijn Latijnse naam, Datura stramonium, dankt hij aan zijn stekels (Datura is afgeleid van het Arabische tat voor steken) en zijn mooie gedraaide bloemkelk (stramonium betekent gedraaid).
Vrijwel alles aan de plant is giftig, van zijn bladeren tot zijn zaden. Hij behoort tot de Solanaceae, de nachtschades, en bevat een cocktail van 29 verschillende hallucinogene alkaloïden. Vroeger was deze plant een onderdeel van heksenvliegzalf en sommige onnozele druggebruikers experimenteren er nog wel eens mee. Gezien de variabele verhouding en concentratie van scopolamine en atropine (tot een factor 5), is de kans op een fatale vergiftiging zeer groot.
Lees ook: Bitterzoet (Solanum dulcamara).
Geen reacties
Reageer