Als je nu vroeg in de ochtend naar het bos gaat, vind je overal spinnenwebben. Omdat het ’s morgens nog erg vochtig is, zijn ze makkelijk te vinden. Honderden webjes glinsteren je dan tegemoet en ineens valt op hoe enorm veel spinnen er eigenlijk zijn. De zware dauwdruppels hangen als pareltjes aan een ketting en rekken het flexibele zijde tot het maximum uit. Toch lopen deze druppels niet snel in elkaar over, ze ontstaan op regelmatige afstand van elkaar en zitten stevig op hun plek. Dit komt doordat de dauw op de minieme bolletjes lijm condenseert die de spin op het web heeft achtergelaten. Als spinnen hun web weven, bestrijken ze een vangdraad met lijm en trekken hem even aan. Door hem daarna te laten schieten trilt deze draad als een snaar en verdeelt de lijm zich als kleine druppels over de lengte van de draad. Omdat deze lijmdruppels een groter oppervlak hebben dan de zijdedraad zelf, condenseert hier water. Dit accumuleert zich al snel tot een druppel, waarbij de oppervlaktespanning ervoor zorgt dat hij als een pareltje om de lijmdruppel op het web blijft zitten.
Geen reacties
Reageer: