In 1625 formuleerde Fabricius zijn doctrine van Aura Seminalis. Volgens deze visie werd een kind volledig gemaakt uit de grondstoffen van de vrouw, haar eicel en haar bloed. Het enige dat de man toevoegde was een emanatie, een aura, dat tijdens de coïtus aan de vrouw werd overgedragen. Het duurde tot de tweede helft van de negentiende eeuw voor men zich realiseerde dat het het sperma zelf was en niet deze mystieke uitstraling die voor de bevruchting zorgde.
Men is het lang niet altijd eens geweest over de exacte oorzaak van bevruchting en allerhande gebeurtenissen kregen de oorzaak. Van zonnestralen en maneschijn tot een vleugje wind. Vooral de noordenwind, Boreas, schreef men een buitengewone vruchtbaarheid toe en het was algemeen bekend dat merries die zonder tussenkomst van een hengst drachtig waren geworden met hun kont in de wind naar het noorden hadden gestaan. Men geloofde dat er geen enkele fysieke inbreng van een man nodig was om een vrouw zwanger te maken en er waren genoeg “gedocumenteerde” gevallen bekend waarin een vrouw zonder enige vorm van coïtale geslachtsgemeenschap zwanger was geworden. Zo was er een vrouw, wiens vagina te klein was en die dus altijd anaal door haar man werd genomen, die toch door haar man zijn emanatie, zijn `saadlug` was bezwangerd en zelfs enkele vrouwen die middels tribadisme elkaar, zonder enige tussenkomst van een mannelijk agens, wisten te bevruchten.
Natuurlijk weet men al sinds de oudheid dat er iets moest zijn dat aan kinderen de kenmerken van de ouders mee gaf. Pythagoras (572 v. Chr.) was verantwoordelijk voor de theorie die stelde dat een eitje uitgroeide tot een embryo en er slechts een elementaire stimulus nodig was om deze ontwikkeling in gang te zetten. De vrouw leverde zogezegd alle grondstoffen maar de man de essentie, de kracht. Aristoteles (384-322 v. Chr.) noemde in navolging van Pythagoras deze stimulus een mystieke invloed en William Harvey (1578-1657) noemde dit, in navolging van Fabricius, aura seminalis. William Harvey heeft weliswaar uitvoerig onderzoek naar de oorzaak van bevruchtingen gedaan maar ook hij was het in het begin eens met de theorie van de aura seminalis. Wel gaf zijn onderzoek hem het inzicht dat alle voortplanting vanuit een ei begint. We danken aan hem dan ook de beroemde uitspraak: ex ovo omnia, alles uit het ei. Daarmee legde hij meer de nadruk op de vrouwelijke dan op de mannelijke bijdrage. Binnen het Preformationisme, een stroming die geloofde dat organismen ontstaan vanuit miniatuur versies van zichzelf en dat de vorm van levende dingen al bestond voor de ontwikkeling ervan waren er twee stromingen. De Ovisten die geloofden dat het wezen volledig vanuit het ei ontstond en de Spermisten zoals Antonie van Leeuwenhoek, die onder de microscoop zelfs mini-mensjes in de kop van een spermacel zag. Pas toen men in de tweede helft van de negentiende eeuw wetenschappelijk kon bewijzen dat sperma een eicel daadwerkelijk fysiek bevrucht kwam men tot de voor de hand liggende conclusie dat een man en vrouw samen hun fysieke bijdrage aan bevruchting en voortplanting schenken.
Geen reacties
Reageer