Deze landslak voed zich met algen en mos. Ze bewegen zich daarbij ondersteboven, als stofzuigers over de grond. De schelp heeft vier vrijwel platte wendingen, waarbij de laatste in een hoek tegenover de as staat en zich tot aan de top van de schelp omhoog krult. Hierdoor komt de mond van de slak dus feitelijk boven op de schelp, waardoor het diertje zich moet omkeren om zich te kunnen bewegen en voeden. De omhoog gekeerde mondopening heeft een aantal duidelijke tanden, die de schelp een bijna komisch uiterlijk geven. De slak zijn wetenschappelijke naam is goed gekozen, ano betekent omhoog of achterstevoren en stoma betekent mond. Bij onvolwassen dieren heeft de mondopening zich nog niet omgekeerd, zij dragen hun schelpen dan ook op hun zij, met de kiel van de schelp omhoog. Dit exemplaar komt uit Serra Talhada in Brazilië.
Geen reacties
Reageer: