Het leven was mooi. Met één zwiep van zijn machtige staart klopte hij de golven tot schuim, schoot hij als een torpedo door het water. Heel vroeger had zijn soort armen en benen, maar nu niet meer. Nu zat zijn huid als een strakgespannen duikpak om hem heen, zijn armen en benen waren verdwenen.

Voor hem proefde hij een wijfje, het water leek natter en zoeter. Hij kon haar nog niet zien maar des te beter horen. Ze lokte hem met haar ritmische bewegingen en zong voor hem. Zijn kop begon te bonzen, zijn huid leek strakker te zitten, daar voor hem zwom ze. Het zwakke licht dat door het water filterde gleed over haar mooie lijf. Hij leek langer te worden, sterker, zijn vel spande nog strakker om hem heen. Nog een paar bewegingen van zijn gespierde staart en hij was bij haar. Toen hij haar gladde huid voelde schoten er vonken door zijn machtige lijf. Ze gaf zich aan hem, nodigde hem uit. Terwijl zijn bewustzijn zich vernauwde, hij geen enkel geluid meer hoorde, stootte hij met al zijn kracht naar haar. Maar ze trok zich terug,.. Had hij zich vergist? Nee, enkele meters verder lonkte ze, smachtte ze. Hij bewoog zich naar haar en weer stootte hij, maar weer schoot ze bij hem weg. Hij wilde haar vasthouden, omklemmen, beletten weg te gaan. Maar hoe hij ook zijn best deed, elke keer als hij tegen haar stootte duwde hij haar verder weg. Het bloed raasde door zijn enorme kop, zijn hele lijf stond op barsten. Vol onbegrip keek zij hem teleurgesteld aan. Zij wilde hem zo graag waarom duwde hij haar dan van zich af.

Hij hield het nog een half uur vol maar als een kind dat telkens als het een voetbal wil pakken deze ongewild met de voet wegschopt kon hij haar niet bij zich houden. Elke machtige actie van zijn gespannen lijf zorgde voor een even grote reactie. Met elke stoot waarmee hij in haar kwam duwde hij haar ook weer van zich af. Hij stond op springen, wilde uit zijn vel knappen, probeerde zijn verdwenen armen en benen naar buiten te denken. Maar het had geen zin. Hij zat gevangen in zijn gestroomlijnde vel.