In
1823
vroeg
Koning
Willem
aan
de
jonge
industrieel
John
Cockerill
om
een
staal
industrie
bij
Luik
op
te
bouwen.
Daarmee
is
het
staalconcern
Cockerill
ouder
dan
het
koninkrijk
België
zelf.
John
Cockerill
richtte
bij
Hermall
sous
Argenteau
op
een
eiland
in
de
Maas
een
hoogoven
en
staalwalserij
op
die
bijdroeg
aan
de
economische
groei
van
België.
De
fabriek
in
Seraing
was
in
1850
de
allergrootste
ter
wereld
en
zorgde
er
mede
voor
dat
België
na
het
verenigde
Koninkrijk
de
tweede
economische
mogendheid
van
Europa
werd.
In
de
hoogtijdagen
werkten
er
meer
dan
18.000
man.
Het
grote
bedrijf
was
echter
niet
bestand
tegen
de
economische
crisis
van
de
21e
eeuw.
In
1998
werd
het
bedrijf
overgenomen
door
Usinor
dat
in
2001
Arcelor
en
in
2006
Arcelor
Mittal
werd.
Toen
in
2011
de
staalproductie
werd
stilgelegd
resulteerde
dat
in
stakingen
en
felle
protesten.
Een
aantal
directieleden
van
Arcelot
Mittel
werd
zelfs,
als
protest
tegen
de
sluiting,
door
het
personeel
gegijzeld.
Er
kwamen
ook
veel
klachten
binnen
over
de
onmenselijke
werkomstandigheden
binnen
het
bedrijf.
Ongevallen
werden
verzwegen
en
de
directie
werd
beschuldigd
van
het
vervalsen
van
de
ongevallenstatistieken.
Tijdens
de
laatste
dagen
van
het
bedrijf
hadden
de
werknemers
geen
stromend
water
meer
voor
de
douches
en
de
toiletten,
zodat
ze
in
plastic
flessen
moesten
plassen.
Onlangs
gaf
Arcelor
Mittel
aan
geen
hoogovenactiviteit
in
Luik
meer
te
willen.
Tevens
werd
de
geplande
investering
van
138
miljoen
Euro
in
de
koude
lijn
teruggetrokken.
Door
het
sluiten
van
de
staalfabriek
werden
10.000
gezinnen
geraakt.
Als
je
het
immense
terrein
oploopt
kruis
je
eerst
de
spoorlijnen
waarop
de
torpedowagens
of
rijdende
mengers
langzaam
staan
weg
te
roesten.
Deze
wagons
vervoerden
het
vloeibare
ruwijzer
over
de
22
kilometer
lange
‘warme
lijn’
tussen
de
hoogovens
en
de
staalwalserij.
Als
je
het
gebouw
inloopt
gaat
er
meteen
een
luid
alarm
af
dat
tot
ver
in
de
ruimte
doorklinkt.
Alles
staat
nog
onder
stroom,
zelfs
de
liften
werken
nog.
Toch
branden
er
slechts
spaarzaam
wat
bouwlampen.
Hoewel
de
monitors
in
de
controleruimtes
zijn
uitgeschakeld
gloeien
de
tellers
van
de
meetschermen
rood
op
vanonder
hun
plastic
afdekzeilen.
Via
ontelbare
trappen
en
loopbruggen
dwaal
je
door
het
gebouw
zonder
ook
maar
één
moment
precies
te
weten
waar
je
bent.
De
fabriek
is
te
groot
en
te
chaotisch
om
in
één
keer
te
kunnen
overzien.
Het
enige
dat
naar
menselijke
maat
is
gebouwd
zijn
de
trappen
en
de
kantoortjes,
al
het
andere
is
gigantisch.
De
smeltbekkens,
gietbekers,
doofdeksels
en
kranen
torenen
boven
je
uit.
De
vloeren
zijn
met
een
scherp
zwart
gruis
bedekt
dat
en
af
en
toe
door
helblauwe
lichtstralen
wordt
uitgebleekt.
Overal
liggen
hittebestendige
pakken
en
staan
flessen
met
urine.
Je
vindt
bekers
met
koude
koffie
op
de
bureaus
en
er
hangen
notities
op
de
bulletinborden.
De
fabriek
is
leeg
en
vervallen
maar
voelt
nog
niet
verlaten.
Als
je
er
vroeg
binnenkomt,
is
het
op
veel
plaatsen
te
donker
om
te
zien
waar
je
loopt.
Later
als
het
lichter
en
warmer
wordt
begint
de
fabriek
te
kreunen,
platen
zetten
uit
en
schieten
knappend
en
knarsend
opzij.
Het
is
bijna
onmogelijk
om
je
een
beeld
te
vormen
van
de
enorme
schaal
waarop
hier
ijzer
werd
verwerkt.
Klik hier voor meer foto's van Heavy metal urbex.
Geen reacties
Reageer: